Als een huurder overlijdt of moet worden opgenomen in een verzorgings- of verpleeghuis dan hebben achterblijvende kinderen in principe geen recht om in de woning te blijven wonen.
Dus u heeft niet automatisch het recht op de woning wanneer u:
- Met de overledene samenwoonde of bij de overledene inwoonde
- Wanneer u niet met de overledene getrouwd was, geen geregistreerd partnerschap had, en u niet samen op het huurcontract staat
Achterblijver is samenwoner (partner maar geen medehuurder)
Bent u achterblijver die met de huurder een lange gezamenlijke huishouding had en de woning als hoofdverblijf heeft? Na het overlijden van uw partner kunt u de huur 6 maanden voortzetten. Binnen deze 6 maanden moet u een verzoek bij de kantonrechter indienen om het huurderschap te kunnen verkrijgen.
De kantonrechter beoordeelt de contractoverschrijving en hanteert daarbij de volgende criteria:
- Is het hoofdverblijf in de gehuurde woning?
- Is er 2 jaar een duurzame gemeenschappelijke huishouding gevoerd?
- Is er voldoende financiële draagkracht?
- Komt de achterblijver in aanmerking voor een huisvestingsvergunning?
Voor kinderen die na het overlijden van de ouder(s) achterblijven, zal de rechter het verzoek in principe pas toewijzen als het kind ouder dan is dan ca. 35 a 40 jaar.
De administratiekosten voor het overnemen van het contract zijn € 16,50.
Achterblijver is inwonend (er is geen sprake van duurzame gemeenschappelijke huishouding)
Als u in dit geval achterblijver bent, maakt u geen aanspraak op de woning. Wij hebben geen verplichtingen jegens de inwonende. De woning moet 2 volle kalendermaanden na overlijden leeg worden opgeleverd. De erfgenamen zijn, bij aanvaarding van de erfenis, verantwoordelijk voor de oplevering en zullen afspraken hierover afspraken met de inwoner moeten maken.